Het viaduct van Rocherolles
Dankzij
de machtige stoomtreinen maakte de mensheid in het midden van de 19de
eeuw een enorme sprong voorwaarts. Afstanden waar eerst wekenlang voor
gereisd moest worden, konden opeens in één dag worden
afgelegd - en dat ook nog eens vele malen comfortabeler dan op een paard
of in een hobbelende koets. Handelswaar en grondstoffen konden in grote
hoeveelheden vervoerd worden, legers verplaatst en de horizon van de
mensen werd letterlijk verruimd.
Europa werd volgelegd met spoorrails die als rechte strepen door het
landschap getrokken werden, ongeacht obstakels als steden, rivieren
en bergen die op de route lagen. Stadswijken werden afgebroken om plaats
te maken voor het spoor en bruggen en dijken bedwongen rivieren en hoogteverschillen.
Maar bij het gehuchtje Rocherolles krabden de ingenieurs zich wel drie
keer over hun bol, voordat ze de juiste oplossing gevonden hadden. De
rivier de Gartempe had in honderdduizenden jaren tijd een diepe kloof
in het toch al heuvelachtige gebied gesleten. Om het spoor over die
kloof te laten lopen, was een ongekend groot viaduct nodig.
In 1852 begonnen tweeduizend arbeiders met de aanleg. Na twee jaar hard
zwoegen hadden ze een viaduct van 54,6 meter hoog en 187 meter lang
gebouwd. De aquaducten die de Romeinen bijna tweeduizend jaar eerder
bouwden, vormden het voorbeeld voor de constructie: de brug telt twaalf
bogen, vier op het onderste en acht op het bovenste niveau. Daarmee
was het indertijd de hoogste brug in heel Frankrijk. Een waar kunststuk
dus.
Na de bouw duurde het nog tot 1856 voordat de eerste treinen over het
viaduct reden.
Nog steeds maken de Franse spoorwegen gebruik van het viaduct van Rocherolles. Bovendien trekt het nog steeds mensen van heinde en ver voor een uitstapje. Niet alleen vanwege het viaduct, ook de natuur doet een duit in het zakje. Op niet veel plaatsen vind je zoveel stroomversnellingen in de Gartempe, de tientallen meters hoge granieten rotsen zijn indrukwekkend (ze worden bedwongen door 'berg'beklimmers) en de natuur rond en in het water is prachtig.
Het
dal en de hellingen van de kloof zijn begroeid met een grote diversiteit
aan bomen en struiken. Dat was vroeger wel anders. Veel plekken in de
tegenwoordig zo bosrijke Limousin waren kale heidegebieden, waar herders
hun kuddes schapen en koeien lieten grazen. De kuddes Limousin-koeien
staan nu in netjes omheinde weilanden. Herders kom je niet meer tegen,
enkel af en toe een boer en zijn herdershond die een kudde van de ene
wei naar de andere loodsen.
Op de postkaart uit ongeveer 1920 hiernaast zie je hoe het er honderd jaar geleden uitzag. Zo op een afstand lijkt het misschien een klein viaduct over een idyllisch kronkelend riviertje, maar als je goed kijkt, zie je op de brug een lange stoomtrein rijden. Als je nagaat dat treinen in die tijd een stuk groter waren dan nu, dan zal helder zijn dat het inderdaad om een enorm groot bouwwerk gaat.
Nederland staat bekend om zijn windmolens. Die stonden
er ook in Frankrijk wel, maar lang zoveel niet. In een heuvelachtig
gebied kun je nu eenmaal niet rekenen op voldoende wind.
Maar ook in Frankrijk was er behoefte aan molenaars om het graan te
malen. Daarom stonden er langs de snelstromende riviertjes veel watermolens.
Van de meeste is niet veel meer over. Ook de watermolen die een paar
honderd meter stroomafwaarts van het viaduct stond is tot een ruïne
vervallen.